Jongeren zitten letterlijk tussen kinderen en volwassenen in: ze zijn zich aan het ontwikkelen van kind tot volwassene. Ze zitten in de puberteit of zijn bezig zelfstandig te worden. Het is een leeftijdsfase waarin veel in beweging is.

Een jongere die iemand door de dood verliest, rouwt niet meer als een kind, maar ook nog niet als een volwassene. De gevoelens zijn vaak verwarrend, en het is niet gemakkelijk met leeftijdgenoten hierover te praten. Die zullen het meestal niet herkennen, en bovendien wil een jongere geen speciale aandacht van de omgeving ontvangen, niet ‘anders zijn’. Maar tegelijkertijd heeft een rouwende jongere ook wél behoefte aan die aandacht. Jongeren in rouw kunnen zich ontredderd voelen of opstandig. Ze kunnen zich terugtrekken in zichzelf en geen bemoeienis van anderen accepteren. Ook spijbelen en risicovol gedrag kunnen vormen van rouw zijn. Wanneer jongeren een ouder verliezen, voelen ze zich vaak te verantwoordelijk in het gezin.

 

Het is belangrijk jongeren de ruimte te geven om te rouwen zoals zij dat zelf willen en hen niet voor te schrijven wat ze wel en niet zouden moeten doen. Voor veel jongeren is muziek luisteren bijvoorbeeld een manier om zich te uiten. Ook contact (via internet) met andere jongeren die iemand verloren hebben, kan fijn voor hen zijn. Leraren en mentoren op school kunnen ook veel voor hen betekenen. Jongeren willen niet graag dat de aandacht in de groep op hen gericht wordt. Toch is extra aandacht, ook na langere tijd, belangrijk. Een leerkracht kan hen in de pauze of na school individueel benaderen.