Als je als ouders je baby verliest tijdens de zwangerschap of tijdens de geboorte, dan krijgt je leven ineens een heel andere wending. Je begon een relatie met je ongeboren kindje op te bouwen en dan opeens komt je kindje niet levend ter wereld. Je toekomstverwachtingen storten in, en de beelden die je van je kindje hebt zijn mooi en verdrietig tegelijk. Er staat een leeg bedje in een kinderkamer. In de praktijk lijkt er niets veranderd. Voor mensen in je omgeving telt je overleden baby vaak niet mee, ook later niet. Ze begrijpen vaak niet hoe je je voelt en wat je mist, dát je een kindje mist. Ook al is voor een moeder, die het kindje gedragen heeft, het verlies van een baby anders dan voor een vader, als ouders mis je je kindje. 

 

Ook als je kindje een paar weken of een paar maanden na de geboorte is overleden, is het moeilijk met dit verlies om te gaan. Er was wel een wiegje, met een klein mensje erin, en de babykamer was ingericht, maar dat mensje heeft zich nauwelijks kunnen ontwikkelen. Je kindje was nog zo klein en kwetsbaar, zo afhankelijk van jou. Zeker als je kindje er gewoon gezond uit zag en onduidelijk is wat de oorzaak van het overlijden was, zoals bij wiegendood, kun je je als ouder schuldig gaan voelen. Want jíj was verantwoordelijk voor deze baby. 

 

 

Bij een nieuwe zwangerschap komt vaak alles weer naar boven: herinneringen aan die keer dat het mis ging, de pijn, het gemis. Als ouders kun je dan ook bang zijn voor hoe het deze keer zal gaan. Zou het weer zo verdrietig aflopen?! Je durft er bijna niet op te vertrouwen dat het deze keer wél goed zal gaan, dat er nu wél een levend kindje ter wereld zal komen. En zelfs áls dat zo is, dan nog voel je ook de pijn van de vorige keer, toen je je kindje verloor, dit kindje dat een plaats blijft hebben in je leven.