In onze samenleving worden bepaalde soorten verlies niet erkend. Blijkbaar bestaan er ongeschreven regels wie er mogen rouwen, wie er kunnen rouwen en om wie of wat wel of niet en wanneer, waar, hoe en hoelang er gerouwd mag worden. Wanneer verlies niet wordt erkend, kan dit voor rouwenden tot extra problemen leiden. 

 

Een van de vormen van niet-erkend verlies is dat de relatie met de overledene niet wordt erkend. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een buitenechtelijke relatie, waarin de ‘schaduwweduwe’ niet wordt gezien als partner van de overledene. Ook het overlijden van een ex-partner of een partner van hetzelfde geslacht wordt niet altijd als verlies erkend. En bij vriendschappen kan er sprake zijn van niet-erkend verlies. 

 

Er zijn soorten verlies die de maatschappij niet betekenisvol vindt. Zo heeft de omgeving niet altijd door dat een miskraam of het sterven van een kind bij de geboorte een ingrijpend verlies is. Ook ongewenste kinderloosheid is een vorm van niet-erkend verlies: als je geen kinderen kunt krijgen, word je daar je leven lang steeds weer mee geconfronteerd, bijvoorbeeld als mensen om je heen kinderen krijgen, en ook als zij kleinkinderen krijgen. Rouw om een huisdier wordt meestal niet serieus als rouw beschouwd. En als je rouwt om een persoon die niet overleden is, wordt dat vaak niet erkend. Je kunt hierbij denken aan iemand die in coma ligt, hersendood is, of door een psychische ziekte, een hersenbeschadiging of de gevolgen van een verslaving erg veranderd is, maar ook aan iemand die tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld is. Bij vermissing is er grote onzekerheid of iemand ooit nog teruggevonden zal worden. Ook dan is er sprake van rouw. 

 

Een andere vorm van niet-erkend verlies is wanneer bepaalde personen niet in staat worden geacht verlies te voelen en te rouwen. Dit betreft (dementerende) ouderen, hele jonge kinderen en mensen met een verstandelijke beperking. Vaak worden deze mensen niet betrokken bij de uitvaart en bij rouwrituelen. Maar ook zij kunnen zeker wel verdriet voelen en rouwen. 

 

Er zijn ook situaties waarin rouwende zichzelf niet of nauwelijks toestaan om te rouwen, omdat ze zich schamen voor het overlijden. Dit kan spelen bij zelfdoding en bij overlijden ten gevolge van alcohol, drugs of aids. 

 

 

Als je rouwt om een niet-erkend verlies, kun je je buitengesloten voelen. Je krijgt niet veel begrip vanuit je omgeving, er wordt weinig rekening gehouden met je rouw en je kunt je verdriet vaak niet delen. Dat kan je heel eenzaam maken.

Als je als kind een van je ouders verloren hebt, komt het verdriet vaak op latere leeftijd weer boven. Dit verdriet van lang geleden noemen we verlaat verdriet. Zo’n ingrijpend verlies op jonge leeftijd kan ook vele jaren later nog heel veel impact hebben. 

 

 

Als kind kom je vaak niet toe aan rouwgevoelens. Je zit in een heel andere levensfase, bent jezelf aan het ontwikkelen, je eigen wezen aan het ontdekken en nog niet bezig met dit soort volwassen onderwerpen. Bovendien voel je vaak ook als kind het verdriet van de andere ouder aan en wil je die – bewust of onbewust – beschermen door niet ook nog met je eigen verdriet aan te komen. Vaak kom je daar pas later echt aan toe. Zeker als je heel jong was, ben je eraan gewend dat je een van je ouders niet meer hebt en besef je soms niet eens hoe erg dat eigenlijk is. Op bijzondere momenten in je leven kan je gemis en verdriet dan ineens naar boven komen, bijvoorbeeld als je iets belangrijks niet meer met je overleden ouder kunt delen. Ook als je op zoek bent naar je eigen identiteit of als je in je ouders een voorbeeldfunctie zoekt, merk je dat je al zo lang een ouder mist.