(Foto: Alexandra Hunts)

De euthanasie

 

Een onwennig gevoel op woensdag 25 augustus, en dat is zwak uitgedrukt. 

Een wachten en toe leven naar het moment dat de nog broze levensdraad definitief wordt verbroken. Wat is de juiste omschrijving voor zo’n gevoel? Het is dof, onbekend, zwaar. 

Is er opluchting, is het de eindstreep, een ontknoping? Ik weet het niet precies. Hartkloppingen, berusting, een knijpend gevoel in je buik, speldenprikken in je buik. Turbulentie. Van alles, en dat bij iedereen op een andere manier. 

 

Als er geluid bij zou horen, wat voor melodieën zouden er dan klinken. 

We lopen die dag soms onwennig langs elkaar. 

Een zwijgende omhelzing. 

Veelzeggend oogcontact. 

Tranen die een eigen leven leiden, een leven. 

Er is ‘drukte’ die dag; er ligt een druk om en op alles wat er gebeurt en gedaan moet worden. Alsof je door water loopt dat weerstand geeft, net als in de branding van de zee. 

Soms wil ik even gillen, dan hoopt er een golf spanning op in mijn lijf. Soms ben ik even toeschouwer, even maar. Dan realiseer ik me helder wat er te gebeuren staat. 

Morgen om deze tijd is Roel dood. 

Niet meer te benaderen. Dan is Roel, op zijn lichaam na, weg. 

Een laatste mail: 

 

Lieve Mensen,

Roel zei: 

'Ik geef mijn laatste krachten aan jullie'.

en

'Iedereen mag het weten, maar niemand mag komen'.

Vanavond om 21.00 uur gaat hij over.

Fijn als jullie hem in gedachte begeleiden.

Laten we alvast een haag van licht maken.

Wij wensen jullie ook sterkte.

 

Kitty en de kinderen.

 

 

Om 18.30 uur bellen zijn ouders om nog een allerlaatste keer zijn kleine broze stem te horen. Zijn allerlaatste krachten zijn daar voor nodig. Tegen zijn moeder zegt hij als laatste: ‘Dag lieverd’. Het komt recht uit zijn hart. Het raakt me diep. 

Moeder scheurt zich los van zoon, zoon scheurt zich los van moeder. 

(Een paar weken later vertelt ze me dat ze daar nog op teert.)

We zitten met z’n allen bij het bed en om hem heen. Houden om beurten zijn handen vast en strelen ze, zijn gezicht, zijn haren. Om precies 21.00 uur op 25 augustus 2010, stapt de arts binnen die Roel zal euthanaseren. In de sfeer is een terugdeinzen voelbaar, iets kouds komt er naast alle liefde bij lijkt wel. Dikke keel. Hij vraagt of we ‘er klaar voor zijn’. 

Er wordt geknikt en gemompeld. Hoe moet zo’n ja voelen, hoe moet zo’n ja klinken? 

Dubbel als je het mij vraagt. Tuurlijk weten we dat het zo niet langer kon, maar toch. 

Roel zwijgt en kijkt naar ieder van ons. Het voelt als of ieder zichzelf bij elkaar moet houden; of geldt dat alleen voor mij? Realiseer me dat ik ook op de kinderen let, ze in de gaten houd, en daardoor niet genoeg bij mezelf blijf zeg ik nu. Pas later zal blijken welke uitwerking dat op me heeft gehad. De arts pakt de spullen uit zijn tas en gaat aan een lange kant van het bed zitten dat in een lage stand is gebracht. Hij vertelt dat hij twee verschillende injecties gaat geven. We kijken gespannen toe. Een alertheid in elk van ons. Roel mag half zitten, kussens in de rug. Met mijn gevoel kan ik niet meer bij hem komen. Wat gaat er in hem om zo’n paar minuten voor hij zich dood laat maken? Ik weet het niet echt. 

Nog nooit was ik zo dicht bij het moment van de overgang van leven naar dood. 

Het inbrengen van de naald lukt niet. Tot drie keer toe. Afschuwelijk. 

Wat gebeurt er nou allemaal, waar zijn we in het proces? Een onhoorbaar aftellen? Mijn hart klopt in mijn keel, klamme handen. Ik zie van alles, maar weet niet meer wat ik voel. 

Alles lijkt stuntelig.

Na de tweede injectie vraagt de arts laconiek: ’En Roel, voel je al wat’? ‘Nee’, is zijn antwoord en ‘bafff’, zijn hoofd valt achterover, zijn mond open, net als zijn ogen. 

Wat abrupt, wat een schok. Is dat het nou? Het is te snel gegaan. Mijn hemel!

Hij heeft me niet diep aangekeken vlak voor hij ging, hij heeft geen ‘dag’ gezegd, wiens hand had hij vast, ik kon ook niet meer een laatste keer ‘dag lieverd’ zeggen. 

HELP. 

Zo wilde ik het niet. Er was in mijn beleving geen consensus. 

Ik wilde dat we allemaal stuk voor stuk bewust ‘ja’ zouden zeggen op de vraag die had moeten klinken in alle LAATSTE rust: ’Zijn jullie zo ver’? 

Ik voel me in de steek gelaten. Klopt dat. 

Het is te overweldigend.

Daar ligt hij nu; dood. Hartstikke dood en nog warm. 

Ik wil zijn ogen sluiten, maar dat kan nog niet. Ze gaan steeds weer open. 

We laten hem rustig liggen. De arts is ook geëmotioneerd; zijn ogen zijn vochtig. 

Het wachten is nu op de ‘lijkschouwer’. Zo heet dat toch verdomme. 

Na ongeveer een uur geven we hem ‘de laatste zorg’ zoals men dat noemt. 

We doen het samen. Wassen, scheren, kleden… Mijn vier kinderen en ik.