DE KOEKOEK ROEPT


Groepjes mensen passeren het hoge metalen draaihek. En gaan het gebouw van Gan Hasjalom binnen dat is opgetrokken uit baksteen en hoog reikend glas aan de kant van de begraafplaatsen. Binnen is er de vestibule en veel hout. Wij als familie komen apart bijeen in een schaars gemeubileerd kamertje naast de vestibule. We praten wat in flarden, gespannen voor wat komen gaat.

De rabbijn komt binnen en ik zie zijn tranen als hij zegt: “Doe het kalm aan, híer komt geen begrafenis achteraan”. We lopen even na elven langs de zwijgende staande en zittende mensen, het zijn er honderden, de grote zaal binnen. Evenwijdig aan de grote glazen wand staan de kisten van Daphna en Dana. Naast elkaar. Iedereen kijkt naar ons als we in een lang lint tegenover de kisten en het spreekgestoelte gaan zitten. De zon breekt onverwachts door en verlicht de hoge ruimte. 

De gesproken woorden beginnen. De rabbijn als eerste maar mijn zoon Joris als echt eerste. Hij hapt minstens een volle minuut naar adem voordat hij zijn stem kan vinden. En vertelt te geloven dat zijn meisjes, Daphna en Dana echt van hem hielden en het goed bij hem hadden zoals hij bij hen. En doet een liedje voor Dana na met zijn hele, lange en magere lichaam waarbij hij door zijn knieën hurkt. Zijn stem hapert maar hij zet door. De zaal vult zich met een diepe, ontzagwekkende emotie. Hierna uiten achtereenvolgens Henk, Wanda en Edith hun verdriet. Ik stap dan naar voren en vertel over de verwoestende schokgolf die Joris en ons allen trof en over een warme, liefdevolle vloed van liefde die onherroepelijk terug zal vloeien naar Joris. Ik spreek maar hoor ook de stilte in de zaal. Joris springt op als ik klaar ben en bedankt me. We omhelzen elkaar, wat onhandig te midden van honderden blikken.

Er volgen meer sprekers, eerst nog zijn broer en zus en daarna vrienden van Joris en Daphna en verdere familie. Na bijna anderhalf uur zijn alle woorden gesproken. De glazen deuren gaan open en we lopen naar buiten, het schelle licht in. De familie duwt de beide kisten die op een verrijdbare baar staan voort. Linksaf en daar ligt het uitgedolven graf. Met een grote berg zand ernaast. De kisten op hun baren worden naast het openliggende graf geplaatst, aan de andere kant van de hoop zand. De familie stelt zich aan het voeteneind op. De ruimte om ons heen stroomt langzaam vol. De steentjes waarop de menigte loopt knerpen zachtjes; er vormt zich een zwijgende kring van honderden mensen om ons heen. 

De rabbijn leest een rituele tekst voor en zingt. Dan breekt het definitieve moment aan. Er wordt ons gevraagd wie van de familie de kisten in het graf wil laten zakken. Op deze vraag waren we niet voorbereid maar zonder aarzelen nemen Joris, Henk, Rob Beumer en ik die taak op ons. We stellen ons op bij het open graf, Henk links naast mij, Joris schuin tegenover me en Rob B daarnaast. We krijgen instructies hoe de kisten via de dikke koor-den te laten zakken: we moeten de kisten vooral langzaam laten indalen. De houten touwen  gloeien in mijn handpalmen als we Daphna laten gaan. Het is zwaar. Denken aan Daphna maar ook geconcentreerd om de kist gesynchroniseerd te laten zakken. Dana is veel lichter en komt bovenop Daphna te staan. Henk naast me heeft het moeilijk om gelijk met de andere drie op te gaan, de doodgravers plegen nog een lichte correctie om de kist van Dana netjes evenwijdig op die van Daphna te leggen. Het is doodstil.


We zijn klaar en voegen ons in de rij. En dáar is te geluid van een koekoek. Koekoek, koe-koek… We scheppen het open graf dicht, twee, drie ploffende happen per persoon. De familie eerst maar alle aanwezigen worden uitgenodigd hetzelfde te doen. Een lange sliert mensen stelt zich op richting de berg zand en helpt het graf te vullen. Het laatste stukje doen snel de doodgravers. En dan is het graf helemaal vol. Het is stil. Maar niet helemaal want de koekoek roept af en toe. Koekoek, koekoek, koekoek…